Geschiedenis

Sinds 1896…

125 jaar muziekgeschiedenis staat er ondertussen al in de boeken van de Koninklijke Fanfare de Werkmanszonen. 125 bewogen jaren en vele generaties muzikanten die elk hun onmisbaar steentje bijdroegen tot het mooie palmares dat de fanfare het hare mag noemen, gedreven door een aanstekelijk enthousiasme dat sinds 1896 onafgebroken bloeit.

1. In het vuur gesmeed

Het moet met hoop en veel enthousiasme geweest zijn dat enkele muzikanten in het vroege voorjaar van 1896 besloten in Sichen-Sussen-Bolré een eerste eigen muziekkorps op te richten. Hoewel het in die prille jaren niet altijd van een leien dakje liep voor De Werkmanszonen, zetten de stichters toch met voorbeeldige volharding door. Onder de leiding van de dorpsonderwijzer Baillien kwamen bouwvakkers, werklieden en landbouwers wekelijks samen voor de eerste repetities in de bakkerij op de hoek. Bovendien kwam al gauw ook de bijhorende toneelvereniging tot leven. Er werd plezier gemaakt, maar ook hard gewerkt. 

Zo stilaan verwierven De Werkmanszonen zelfs de reputatie een vereniging te zijn die ernaar streefde “het volk te verzedelijken en te beschaven”. Het hoeft dan ook helemaal niet te verwonderen dat zij in 1905 al – alhoewel een brand hun repetitielokaal, muziekinstrumenten en partituren in de as had gelegd – ingingen op de uitnodiging van de stad Hasselt om de feestelijkheden ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van België op te luisteren.

2. Katholiek en koninklijk

Alhoewel het korps in zijn beginjaren er prat op ging te musiceren en toneel te spelen “buiten alle partijgeest” om, zal dat niet zo blijven. Na een onderbreking van de activiteiten tijdens de Grote Oorlog nemen de leden de standaard terug op in 1918, maar deze keer tegen de achtergrond van de strijd tussen socialisten en katholieken. Langzaamaan bekeerde de fanfare zich tot het katholieke kamp, niet in het minst omdat dat betekende dat ze zichzelf eindelijk een definitief dak boven het hoofd kon bezorgen. Een milde schenker zorgde er immers voor dat De Werkmanszonen een stuk grond kregen, waarop in ijltempo een zaal voor de muziek- en toneelvereniging gebouwd werd. In 1925 werd de ‘gjèle zoal’ – vanaf dan een waar begrip in het dorp – met plechtige feestelijkheden ingehuldigd onder het waakzaam oog van pastoor Palmaers.

Het was ook dankzij die pastoor Palmaers dat De Werkmanszonen eindelijke de lang begeerde koninklijke titel verkregen. Al sinds 1921 had voorzitter en bezieler Baillien zich immers geen enkele moeite getroost om deze badge of honour te verkrijgen. Maar niets mocht baten: Koning Albert I bleef doof aan deze kant. Slechts toen pastoor Palmaers het grof geschut bovenhaalde en zijn connecties binnen de katholieke partij voor zijn kar wist te spannen, kwam Albert I terug op zijn ongenaakbare standpunt: in juni 1928 kreeg ze eindelijk officieel bescheid. Vanaf nu mochten de fiere muzikanten zich de Koninklijke Fanfare De Werkmanszonen uit Zichen-Zussen-Bolder noemen.

3. Van toneel, cinema en trommelen

Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef het stil in Zichen. De Werkmanszonen verstopten hun muziekinstrumenten in de pastorij uit vrees dat die zouden aangeslagen worden door de bezetter. Bombardementen vernielden een deel van de zaal en het volledige archief van de vereniging ging verloren. Een zware slag … maar het gjèl muziek bleek onverwoestbaar: de bevrijding en de terugkeer van de soldaten van het dorp werd met veel trommels en trompetten gevierd.

Voorzitter Ludovic Meesen loodste het korps niet alleen door de oorlogsjaren, maar ook door de wederopbouw en een woelige moderne tijd. Zo richtte de vereniging vanaf 1946 een ontzettend populaire cinema in in de ‘groote zaal’ en liet ook de toneelvereniging Werkmanskunst van zich horen. Met haar hoogstaande opvoeringen, knappe decors en originele muziek waagde ze zich zelfs aan heuse operettevoorstellingen waarin de muzikanten van De Werkmanszonen versterkt met enige strijkers het operetteorkest voor hun rekening namen. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de verenging meermaals de regionale en zelf nationale pers haalde.

Toch vergaten De Werkmanszonen hun hoofddoel nooit: vlak voor de oorlog werd immers de eerste professionele dirigent, de heer Thyssen, geëngageerd om de kwaliteit van het muziek te garanderen, en na de oorlog richtte de fanfare zelfs een trommelkorps op dat op wedstrijden vaak hoge ogen gooide. Op echte muzikale triomf was het evenwel wachten tot 1966 toen voorzitter Leon Peters de leiding overnam en de fanfare naar tot dan toe ongekende hoogtes deed opklimmen.  

4. Dorpsmuziek én wedstrijdkorps!

Met het aantreden van Leon Peters sloeg de fanfare een nieuwe weg in. Leon, een erg aimabele man, die de fanfare in zijn hart droeg, zette van meet af aan sterk in op een goede jeugdwerking. Jonge dorpsmuzikanten werden aangetrokken en door leden van de fanfare zelf de nodige kennis van “notenleer, ritme en samenspel” bijgebracht, zodat ze al snel het muziekkorps konden versterken. Om die muzikale geestdrift in goede banen te leiden werd ‘Meester’ William Moermans aangetrokken, die, hoewel autodidact, van een enorme artistieke deskundigheid blijk gaf. Onder leiding van deze ‘hobbydirigent’ behaalde de fanfare een eerste kampioenstitel in de afdeling uitmuntendheid op het concours van Hoogstraten in 1970. De toon was gezet … .

Maar opnieuw bleek het lot De Werkmanszonen niet gunstig gezind: hun geliefde voorzitter, Leon Peters, stierf in 1971 aan een ongeneeslijke ziekte. In Gaston Heynen werd een waardige opvolger gevonden. Onder zijn voorzitterschap en onder de muzikale leiding Meester Moermans werden de krijtlijnen die uitgezet werden door zijn voorganger doorgetrokken. En met succes: het intensieve en harde werken op repetities en thuis leverde de ene na de andere prijs en kampioenstitel op en de fanfare trad zelfs aan in het legendarische BRT-programma Rond de kiosk.

5. Wereldkampioen

Meester Moermans sloot zijn 20-jarige muzikale carrière bij De Werkmanszonen af met een muzikale tour de force van formaat. In 1987 leverden zijn vakmanschap, niet aflatende gedrevenheid en oog voor detail de fanfare op het nationaal Fedekamkampioenschap te Gent een gouden herinnering op voor het palmares: de fanfare werd nationaal kampioen in ereafdeling. Als klap op de vuurpijl kaapte William Moermans’ korps ook nog eens de Limburgse kampioentitel weg in superieure divisie op het kampioenschap te ’s Gravenvoeren in 1990. De reputatie van de fanfare was gemaakt.

Het stokje overnemen van William Moermans moet allicht geen sinecure geweest zijn. Toch durfde hoornist en koperleraar Maurice Van Mechelen het aan en hij slaagde er bovendien in met verve. In de twee volgende jaren sleepte hij met zijn werkmanszonen en -dochters weer twee laureatentitels in de wacht. Maurice Van Mechelen wist zijn pedagogische aanpak en muzikale ideeën in een mum van tijd over te brengen op zijn muzikanten. Of het nu ging om een optocht in het dorp, een wisselconcert met andere korpsen of een wedstrijd, elk optreden werd tot in detail afgewerkt en met een spreekwoordelijke discipline opgevoerd. Het duurde niet lang of het hele korps was doordrongen van Maurices muzikale visie, hetgeen leidde tot een wapenfeit waarvan men in de jaren ervoor alleen maar had durven dromen. In 1993 behaalden De Werkmanszonen in het mekka van de internationale blaasmuziek, het Wereldmuziekconcours te Kerkrade, de wereldtitel in de tweede divisie voor fanfareorkesten. De Koninklijke Fanfare De Werkmanszonen uit Zichen-Zussen-Bolder werd een toonaangevend orkest in de wereld van de blaasmuziek.

6. De blik vooruit

Toch gingen de muzikanten niet op hun lauweren rusten. Elke week opnieuw werd er hard gewerkt en even hard ontspannen, met nog heel wat mooie lijntjes op het palmares tot gevolg. De fanfare mocht met de nodige trots haar 100-jarig jubileum vieren in 1996. Dat jaar werd extra luister bijgezet door een eerste Velinxconcert, een traditie die ondertussen haar 25ste editie zal kennen in 2020.

In 2002 gaf Maurice Van Mechelen de fakkel door aan Luc Vertommen, die als brassbanddirigent al naam gemaakt had. Hij leidde het orkest een jaar later al naar twee vice-kampioenstitels op de wedstrijden te Riemst en op het tweede provinciaal tornooi van de provincie Limburg. Na Luc Vertommens ontslag kwam de muzikale leiding weer even in handen van Maurice Van Mechelen tot er een definitieve opvolger was gevonden. Enkele weken later nam de fanfare onder leiding van Dirk de Caluwé voor de 4de keer deel aan het WMC te Kerkrade, in eerste divisie. Hij dirigeerde de fanfare met slechts 9 repetities naar een gouden medaille met 94,17%.

Een kleine maand later, in augustus 2005, werd Yves Wuyts, net 24 jaar oud, aangesteld als de definitieve opvolger van Luc Vertommen. Hij werkt nu, samen met het bestuur, al 15 jaar met succes verder aan de weg die zijn voorgangers begonnen zijn, met nog steeds het oorspronkelijke doel voor ogen: zo goed en zo plezant mogelijk muziek maken!